De Habsburg Aankomst
Bohemen werd geregeerd door afwezige koningen na de dood van George, tot 1526, toen de troon opgeëist werd door de Habsbursers. Deze fel katholieke dynastie regeerde over de overblijfselen van het Heilige Romeinse Rijk en concentreerde hun inspanning op het verdedigen van hun grenzen met Europa tegen de significante bedreiging van de Ottomanen. Op dit moment had de protestantse religie zich ontwikkeld tot een krachtige invloed en de ernstig religieuze facties van Bohemen waren gewoon nog een probleem waar ze mee te maken hadden.
Keizer Rudolph de Tweede besteeg de troon in 1576 en veranderde de naam van de hoofdstad van Wenen naar Praag. Keizerlijk sponsoring bracht de wetenschappen en de kunsten naar grotere hoogtes en indrukwekkende Renaissance gebouwen werden toegevoegd aan de pracht en praal van de stad. De belangrijkste prestatie van Rudolf was een wet die vrije religieuze expressie toestond voor zowel protestanten als katholieken. Toch werd deze wet niet voortgezet door Ferdinand de Tweede, de katholieke koning die de troon besteeg in 1611 waarna het sluimerende religieuze gekibbel snel ten einde kwam.
De defenestratie van 1618 leidde tot de noodlottige Dertig Jarige oorlog. Frederick van de Palts, een nieuwe koning, werd verkozen. Maar in 1620 werden zijn protestantse troepen op een lage heuvel net buiten Praag verdreven door keizerlijke troepen. Deze ‘Slag op de Witte Berg‘ wordt gezien als deel van de donkerste dagen in de geschiedenis van het land. De nasleep werd verwoestend door publieke executies van prominente Protestanten en uitzettingen, van Praag, van iedereen die weigerde om katholiek te zijn.
De beslissende overwinning van Ferdinand veranderde de nu vermoeide staat van Praag drastisch. De volgende periode werd omschreven door verschillende historici als ‘Duisternis’, een tijdperk waar het Tsjechische volk een onderdrukte minderheid was binnen hun eigen land: Hun heersers doodde of verdreven ze, hun taal werd naar de achtergrond gedrukt en hun gekozen religie werd verbannen. Dit was grotendeels waar. Ingenomen protestantse landgoederen werden tegen gereduceerde prijzen verkocht aan supporters van de Habsburgers, welke voornamelijk buitenlanders waren (voornamelijk Duitsers). Duits werd aangenomen als de voertaal van de samenleving en, uiteindelijk, werd Tsjechisch alleen gesproken door de stedelijke armen en boeren. Andere religieuze groepen, zoals de Jezuïeten, probeerden de laatste overblijfselen van het Protestantisme uit te roeien. Maar het was niet alleen kommer en kwel. Nadat het land voortkwam uit vele jaren van conflict, veranderde een bouwspurt het platte land en de steden met de wonderen van Barokke architectuur en kunst. Toch zou de spanning tussen de Tsjechisch sprekende en Duits sprekende inwoners van Praag blijven bestaan tot ver in de twintigste eeuw en ver strekkende gevolgen hebben.
De 2e Defenestratie van Praag
Gevangen in het Kasteel van Praag met hun wraakzuchtige protestantse vijanden op 23 mei 1618, smeekten twee keizerlijke ambtenaren om genade, maar hun smeken viel op dovemansoren. Het raam in gedwongen met hun ongelukkige secretaris werden ze naar buiten geduwd, hoewel één van hen zich wanhopig aan de vensterbank vast greep tot hij door een snelle messteek naar buiten tuimelde. Hun val in de gracht, ver onder hen, zou genoeg geweest moeten zijn om ze te doden, maar naar ieders verbazing overleefden ze en lukte het ze te ontsnappen. De Katholieke versie van het incident zegt dat hun val op miraculeuze wijze gebroken werd door de Maagd Maria. De protestante, en mogelijk meer geloofwaardige, versie van het verhaal zegt dat de grote hoeveelheid afval die in de gracht was opgebouwd hun val brak.
De Natie Ontwaakt in de Twintigste Eeuw
Tijdens de achttiende eeuw, werd de heerschappij van de Habsburgers meer liberaal, in het bijzonder in de tijd van Keizer Joseph de tweede (1780-90). Zijn hervormingen van het onderwijssysteem creëerde een generatie Tsjechen die geletterd waren en die zich meer bewust waren van hun voorgeschiedenis en hun huidige onderdrukking. Gedurende het begin van de negentiende eeuw verscheen er een intellectuele elite, die de Tsjechische taal terug naar de voorgrond bracht, de literatuur promootte en lobbyde voor Tsjechische rechten in het Keizerrijk. Aan het einde van de eeuw was Praag, wat Keizer Franz Josef beschreef als ‘een geheel Duitse stad’ geheel over gegeven aan het Tsjechische volk; Duitse straatnaamborden waren verdwenen en grote gebouwen, zoals het Nationale Theater en het Nationale Museum straalde een groeiende zelfverzekerdheid van de Tsjechische natie uit.
Toen aartshertog Franz Ferdinand, die de erfgenaam was van de troon van de Habsbergers, werd vermoord in juni 1914, raakte het Oostenrijks Hongaarse Rijk geheel betrokken in de Eerste Wereldoorlog. Uit de overblijfselen van een veroverd Oostenrijk-Hongarije werd de onafhankelijke Tsjechische Republiek verklaard in oktober 1918, bestaand uit Moravië, Slowakije en Bohemen. Tomáš G Masaryk, een gerenommeerde filosofie professor, was de eerste president van de republiek.